Dermatologie

  • Allergie
  • Atopie
  • Huidverzorging
  • Vlooienallergie
  • Voedselovergevoeligheid hond
  • Voedselovergevoeligheid kat

Allergie

Allergie 

Allergie is een overgevoeligheid tegen stoffen die op zich niet schadelijk zijn (allergenen), zoals pollenkorrels, uitwerpselen van huisstofmijt, huidschilfers van andere dieren of voedselbestanddelen.

Wanneer de allergenen, waarvoor een dier overgevoelig is, het lichaam binnenkomen (meestal via de huid of de darm), reageert het immuunsysteem veel te sterk. Met deze “overdreven” reactie probeert het immuunsysteem de allergenen onschadelijk te maken. De klachten (bv. jeuk of diarree) zijn niet afkomstig van het allergeen zelf, maar van de reactie van het immuunsysteem op het allergeen.

De drie meest voorkomende allergische huidaandoeningen bij honden en katten zijn vlooienallergie, voedselallergie en atopie. De symptomen van deze allergieën kunnen erg veel op elkaar lijken.
Er kunnen ook verschillende allergieën naast elkaar voorkomen.
Omdat iedere allergie zijn eigen behandeling nodig heeft, is het belangrijk om stap voor stap uit te zoeken welke allergie(ën) het dier heeft. Pas dan wordt het mogelijk de klachten goed aan te pakken.
Naast deze drie allergieën komen ook insektenbeetovergevoeligheid, medicijnovergevoeligheid en contactdermatitis voor, echter veel minder vaak dan de bovengenoemde drie allergieën.

Jeuk

“Jeuk is erger dan pijn.” Het is misschien een cliché, maar voor de eigenaar van een dier met jeuk vaak uit het hart gegrepen. Het is deprimerend om tegen uw eigen dier aan te kijken die alsmaar zit te krabben, te bijten en te schuren. Het kost het dier bovendien vaak zoveel energie dat hij lusteloos wordt en zijn gebruikelijke vrolijkheid verliest. Veel eigenaren hebben dan ook het gevoel dat hun dier zichzelf niet meer is.
Door het krabben krijgt hij vaak ook nog eens haaruitval, of zelfs wondjes.
Wat kunt u er aan doen? U kunt een “prik tegen de jeuk” (corticosteroïden) laten geven, dan gaat het meestal wel een tijdje goed. Maar de jeuk komt weer terug en telkens weer een nieuwe prik is geen optie: veel te gevaarlijk in verband met de bijwerkingen. 

Veel eigenaren blijven zo door tobben omdat ze denken dat er geen oplossing is voor hun dier. Gelukkig zijn de mogelijkheden de laatste jaren sterk uitgebreid. Het allerbelangrijkste is: niet alleen de jeuk behandelen, maar zoeken waardoor de jeuk veroorzaakt wordt. Dit maakt de weg vrij naar een langdurige oplossing met zo weinig mogelijk medicijnen. Veel dieren met jeuk hebben een allergie. Als er in een vroeg stadium achterhaald kan worden waarvoor een dier allergisch is, heeft hij daar zijn hele leven profijt van.

Bij een vlooienallergie kan het dier zelfs (het grootste deel van het jaar) jeukvrij worden. Bij een voedselallergie ook, als hij het juiste voer krijgt. Hiervoor zijn geen medicijnen nodig. Bij een allergie voor omgevingsallergenen (atopie) is altijd wel een behandeling nodig, maar ook hier is het bij de meeste dieren mogelijk om een behandeling te vinden die de jeuk onderdrukt zonder al te veel bijwerkingen. Haaruitval Ieder dier heeft wel eens last van haaruitval, dat is niets om u zorgen over te maken. Maar als er kale plekken in de vacht ontstaan, is er iets mis. De meeste eigenaren willen snel een oplossing hiervoor, want het is niet leuk om met een kaal dier rond te lopen. Maar…een snelle oplossing is niet altijd mogelijk.

Eerst moet de oorzaak van de kaalheid worden gezocht, om daarna voor de juiste behandeling te kunnen kiezen. Er kunnen heel veel verschillende oorzaken zijn voor het haarverlies. Hormonale problemen, parasieten, schimmel, een allergie…

Sommige dieren hebben ook een genetische aanleg om kaal te worden. Het is vaak geen eenvoudige taak om uit te zoeken wat er precies aan de hand is. Maar het goede nieuws is: als het is gelukt, komt de haargroei bijna altijd weer helemaal terug. Schilfering Als de huid geprikkeld wordt, reageert het vaak met een verhoogde aanmaak van huidcellen. Die huidcellen komen er aan de buitenkant in versneld tempo af, en dat is zichtbaar als schilfering. Een schilferende huid vormt geen goede huidbarrière, waardoor er vaak een bacteriële infectie bij komt; er ontstaat dan een microbiële huidontsteking. De huid gaat stinken en jeuken, en het dier gaat zich krabben en maakt de huid nog verder stuk. Zo ontstaat een vicieuze cirkel.

Allergische dieren hebben vaak een schilferende huid, maar schilfering kan ook bij veel andere huidziektes voorkomen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan parasieten, hormonale aandoeningen of leishmaniasis. Om het probleem structureel aan te pakken moet de dierenarts en/of dermatoloog de oorzaak van de huidziekte achterhalen en behandelen. Ondertussen kan de schilfering binnen de perken worden gehouden met ondersteunende behandelingen, o.a. met middelen die de huidbarrière verbeteren en wassen met speciale shampoos.

Stinkende vacht

Het is niet leuk voor een dier om te stinken, ook al heeft hij er zelf misschien niet zoveel last van. Een dier dat onaangenaam ruikt wordt minder vaak geaaid en de baas durft hem nergens meer mee naar toe te nemen.
Zo leidt een stinkende vacht tot een verminderd welzijn van het dier. Ook de leefomstandigheden van de eigenaar gaan er natuurlijk niet op vooruit met de voortdurende nabijheid van een onfris ruikend dier.

Wassen met een speciale shampoo kan soms een oplossing bieden maar de verbetering is vaak maar tijdelijk. Zeker als de stank samen gaat met problemen als haaruitval, schilfering of jeuk, is het de moeite waard om door uw dierenarts te laten onderzoeken wat de achtergrond van het probleem is. Mogelijk heeft uw dier een allergie of een andere huidziekte. Pas als dit probleem aangepakt is, verdwijnt de vieze geur echt, en kunt u uw dier weer een lekkere knuffel geven.

Oorontsteking

Oorontsteking is vaak een pijnlijk en hardnekkig probleem. Oorklachten kunnen onderdeel zijn van een huidziekte, zoals een allergie. Maar oorontsteking kan ook een op zichzelf staand probleem zijn, bijvoorbeeld wanneer er zich een grasaar, poliep of tumor in het oor bevindt.

Daarnaast is het mogelijk dat ook de diepere delen van het oor zijn aangetast. Het is duidelijk dat voor zulke verschillende problemen ook verschillende behandelingen nodig zijn. Het is niet altijd eenvoudig om de juiste behandeling te vinden, maar één ding is zeker: niet behandelen is geen optie.

Er is een oplossing voor allergie, maar de weg naar die oplossing kan lang zijn en heeft tijd nodig. Wij bewandelen, met u, die weg stap voor stap.

Heeft u vragen naar aanleiding van bovenstaande informatie? Neem dan contact met ons op.

Atopie

Atopie

Atopie is geen ziekte, het is een aanleg om een allergische aandoening te krijgen. Bij de hond/kat komt deze allergische aandoening meestal via de huid tot uiting, dit heet atopische dermatitis.

Deze huidziekte kan ontstaan bij dieren met een verminderde barrièrefunctie van de huid en een erfelijk bepaalde overgevoeligheid voor onschuldige omgevingsallergenen (zoals huisstofmijten, boom- en graspollen en huidschilfers van andere diersoorten). De allergenen komen door de verstoorde huidbarrière gemakkelijker de huid binnen en geven aanleiding tot het ontstaan van ontstekingsreacties in de huid en jeuk. Doordat de hond gaat krabben, raakt de huid geïrriteerd en beschadigd waardoor de ontsteking van de huid verergert.

Ook is bij honden met atopische dermatitis vaak de balans verstoord tussen de huid en de bacteriën en gisten die er normaliter in kleine aantallen op voorkomen. Deze zogenaamde microbiële flora kan zich hierdoor gaan vermenigvuldigen en de ontsteking van de huid verergeren. Dit verschijnsel heet microbiële huidontsteking. De conditie van de huid gaat daardoor nog verder achteruit. Bij een deel van de dieren met atopische dermatitis lijken ook voedselallergenen de klachten te kunnen verergeren. Tenslotte wordt de ernst van de klachten sterk beïnvloed door verschillende andere factoren, bijvoorbeeld temperatuur, luchtvochtigheid, hormonale schommelingen en stress.

Doordat er zoveel verschillende factoren bijdragen aan de huidontsteking en de jeuk, kunnen de klachten sterk wisselen. Ieder dier heeft een jeukdrempel. Alle factoren leveren een zekere bijdrage aan de jeuk. De optelsom van al die factoren bepaalt of de jeuk boven de jeukdrempel uitkomt. De jeukdrempel is niet altijd hetzelfde, bv. ’s nachts ligt hij vaak lager dan overdag. Daarom hebben atopische dieren ’s nachts vaak meer jeuk.

Door de tijd heen zijn de verschillende factoren die bijdragen aan de jeuk niet altijd even sterk. Er zijn bijvoorbeeld maar een beperkt deel van de tijd omgevingsallergenen aanwezig (in geval van pollenkorrels), de weersomstandigheden wisselen en de hond gaat soms zwemmen. Hierdoor komt de jeuk soms boven de jeukdrempel uit, en soms niet. Daardoor hebben atopische dieren vaak sterk wisselende klachten. Meestal zijn de klachten in de zomer erger, ook als dieren allergisch zijn voor allergenen die het hele jaar door aanwezig zijn zoals huisstofmijten. Dat komt doordat in de zomer veel andere factoren vaak maximaal aanwezig zijn: warmte, vocht en zwemmen. De huid vormt de barrière tussen de buitenwereld en het lichaam.

De huid heeft als belangrijkste functies o.a. het buiten houden van schadelijke organismen en stoffen en het binnenhouden van vocht. Een normale huid kan dit prima aan doordat de huidcellen als het ware aan elkaar gekit zijn, vergelijkbaar met de stenen en het cement van een muur.

Bij dieren met atopische dermatitis is de huidbarrière verstoord doordat o.a. de samenstelling van de vetten in de kitlaag afwijkend is. Hierdoor wordt de huid als het ware poreus met alle gevolgen van dien. Ieder dier heeft een klein aantal bacteriën en gisten op zijn huid. Deze zogenaamde micro-organismen voelen zich goed op plaatsen waar het warm en vochtig is: in de neus en rond de bek, onder de staart en tussen de tenen.

Een gezonde huid zorgt ervoor dat het aantal micro-organismen binnen de perken blijft. Bovendien heeft een dergelijke gezonde huid een goede huidbarrière, waardoor de bacteriën en gisten geen kwaad kunnen. Bij allergische dieren is de afweer tegen de microflora van de huid verstoord. Hierdoor kunnen deze micro-organismen zich gaan vermenigvuldigen en tot grote aantallen uitgroeien, dit heet microbiële overgroei. Omdat bovendien de huidbarrière van deze dieren niet goed functioneert, kunnen de bacteriën, gisten en de giftige stoffen die ze produceren (toxinen) gemakkelijk naar binnen en ter plekke ontsteking veroorzaken: microbiële huidontsteking.

Bij 75% van de honden met atopische dermatitis worden de eerste klachten zichtbaar tussen het eerste en derde levensjaar. Het gebeurt niet vaak dat de klachten ontstaan op een leeftijd jonger dan 6 maanden. Atopische dermatitis komt bij bepaalde rassen vaker voor dan bij andere, bijvoorbeeld de Duitse herder, Shar-Pei, Terriërs, Shih-Tzu, Labrador retriever, Golden Retriever, Boxer, Franse Bulldog, Engelse Bulldog en de Amerikaanse Bulldog. Het belangrijkste verschijnsel is jeuk. Verder veroorzaakt de allergie zelf vooral roodheid en schilfering van de huid. De klachten kunnen erger worden door krabben, schuren, bijten en likken, waardoor uiteindelijk kale plekken en een olifantshuid kunnen ontstaan. Als er ook microbiële huidontsteking aanwezig is, zullen er kleine bultjes en korsten gevormd worden. Soms is er ook sprake van heftiger ontsteking met zwelling van de huid en kan er bloederige uitvloeiing en pus te zien zijn.

De huidproblemen zijn meestal te vinden aan de kop (vooral rond de snoet en ogen), in de oksels, liezen, op de buik en aan de poten. Zeer veel atopische honden hebben oorontsteking als belangrijkste klacht. Een klein deel van de atopische honden heeft ook hooikoortsverschijnselen zoals niezen en ooguitvloeiing.

De klachten kunnen wel of niet seizoensgebonden zijn, afhankelijk van de allergenen waarvoor de hond overgevoelig is. Ook wisselt de ernst van de klachten onder invloed van allerlei factoren als temperatuur en luchtvochtigheid en inwendige omstandigheden van de hond (stress, hormoonschommelingen).

Het is niet eenvoudig om vast te stellen of een hond atopische dermatitis heeft; er moet een heel scala aan onderzoeken worden uitgevoerd voordat deze diagnose kan worden gesteld. Het is van groot belang dat dit heel zorgvuldig gebeurt, want de gevolgen zijn groot: een hond met atopische dermatitis heeft een leven lang behandeling en extra zorg nodig. De diagnose atopische dermatitis kan pas worden gesteld als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan: Ten eerste moet de aard van de huidproblemen bij deze allergie passen. Daarnaast moet de rol van infectieuze oorzaken en andere allergieën (zoals voedselallergie en vlooienallergie) duidelijk zijn.

Als eenmaal duidelijk is geworden dat de hond atopische dermatitis heeft, kan verder allergieonderzoek gedaan worden. Door middel van een huidtest en bloedonderzoek kan dan geprobeerd worden aan te tonen voor welke allergenen de hond overgevoelig is. Geen enkele allergietest geeft voor 100% duidelijkheid. Daarom is het zinvol de uitslag van de beide allergietesten naast elkaar te leggen. Een negatieve uitslag hoeft niet altijd te betekenen dat er geen allergie is. Het geeft alleen aan dat er op dat moment geen antistoffen tegen de geteste omgevingsallergenen zijn te vinden.

Een huidtest (intradermale test) kan alleen gedaan worden op een deel van de huid dat niet ontstoken is. Eerst wordt (meestal op de borstwand) een stukje vacht van ongeveer 10 bij 15 weg geschoren. Op deze plaats wordt in een vaste volgorde telkens een kleine hoeveelheid allergeenoplossing in de huid geïnjecteerd.

Welke allergenen precies worden getest, hangt af van de allergenen waarmee de hond in contact komt. Het totaal aantal allergenen ligt meestal tussen de 20 en 24. Er worden altijd 2 controlevloeistoffen mee getest: een positieve en een negatieve controle om te kijken of de huid goed reageert op de test. Als alle allergenen zijn ingespoten, moet de test ongeveer 10 minuten intrekken. In deze tijd mag de hond niet aan het testgebied krabben of bijten. Als het koud is, mag hij niet naar buiten.

Hierna kan de test worden afgelezen. Als er op de injectieplaats van een bepaald allergeen een zwelling is ontstaan, is de hond allergisch voor deze stof. De zwelling wordt altijd vergeleken met de reacties die te zien zijn bij de positieve en negatieve controles om de juiste conclusie te trekken. Tenslotte worden de positieve reacties en de positieve controles behandeld met een jeukstillende zalf. De injecties van de huidtest zijn niet heel erg pijnlijk: door een klein naaldje te gebruiken en bij voorkeur de testvloeistof eerst op kamertemperatuur te laten komen, ervaren de meeste honden de prikjes eerder als irritatie dan als pijnlijk. Het is dan ook vrijwel nooit nodig om een hond onder narcose te brengen voor deze test.

In het bloed is te zien of het lichaam heeft gereageerd op bepaalde allergenen met het aanmaken van antistoffen. Voor dit bloedonderzoek (serumtest) wordt wat bloed afgenomen en opgestuurd naar een gespecialiseerd laboratorium. Dit laboratorium test een vast panel aan allergenen (Noord-Europees panel), waarin zowel mijten, pollenkorrels als huidschilfers van andere dieren zijn opgenomen.

Wanneer is vastgesteld dat uw dier atopische dermatitis heeft, lijkt het de meest logische oplossing om te voorkómen dat hij nog met de oorzakelijke allergenen in aanraking kan komen. Deze oplossing is in het dagelijks leven echter meestal niet uitvoerbaar.
Er zijn verschillende mogelijkheden om een hond met atopische dermatitis te behandelen:

  • Desensibilisatie (=hyposensibilisatie)
  • Jeuk- en ontstekingsremmende medicijnen
  • Ondersteuning van de huidbarrière
  • Antimicrobiële behandeling

Vaak worden verschillende behandelingsvormen naast elkaar gebruikt: voor iedere dier met atopische dermatitis wordt als het ware een behandeling op maat gemaakt. Het gaat erom dat u als eigenaar leert te ontdekken op welke prikkels uw dier slecht reageert en op welke medicijnen hij goed reageert. Dit is een proces dat eigenaar en dierenarts en/of dermatoloog samen doorlopen. Gemiddeld duurt het een jaar voordat een stabiele behandelingsstrategie is gevonden.

Desensibilisatie

Bij deze behandeling (ook wel bekend als hyposensibilisatie of allergeenspecifieke immunotherapie = ASIT) worden injecties gegeven met een desensibilisatievloeistof. Hierin bevinden zich extracten van de allergenen waarvoor de hond overgevoelig is. Deze injecties worden gegeven volgens een bepaald schema waarbij de periode tussen de injecties (het interval) steeds groter wordt en de dosering langzaam oploopt tot een zeker maximum. Het kan enige tijd duren voordat het resultaat van deze behandeling zichtbaar wordt: gemiddeld 6 maanden.

Na 8-9 maanden wordt de behandeling geëvalueerd. Bij 60-70% van de honden met atopische dermatitis blijkt dan dat met deze behandeling een duidelijke verbetering is bereikt. Is de desensibilisatie succesvol, dan moeten de injecties levenslang worden voortgezet.

Niet alle honden worden helemaal klachtenvrij met deze behandeling. Daarom wordt vaak een combinatie gemaakt met andere behandelingsvormen, vaak gericht op de ondersteuning van de huidbarrière en/of de bestrijding van de microbiële ontsteking. Vooral in de eerste maanden van de desensibilisatie, als er nog weinig verbetering te zien is, wordt er vaak ook gebruik gemaakt van medicijnen die de jeuk en ontsteking van de huid remmen als tijdelijke aanvulling.

Jeuk- en ontstekingsremmende medicijnen

Corticosteroïden werken snel en zijn goedkoop, maar kunnen bij langdurig gebruik van hogere doseringen ongewenste bijwerkingen hebben, zoals veel drinken en veel plassen, gewichtstoename, depressiviteit en uiteindelijk ook ernstige ziektes als suikerziekte of de ziekte van Cushing. Dit probleem kan soms worden voorkomen door de corticosteroïden niet in de vorm van injecties of tabletten toe te passen maar op de huid zelf in de vorm van een zalf, crème of spray. Bij atopische dieren met oorontsteking is een oorzalf op basis van corticosteroïden onmisbaar.

Ciclosporine werkt wat langzamer dan corticosteroïden, is relatief duur, maar heeft minder bijwerkingen: behalve milde maag-darmklachten worden er eigenlijk weinig bijwerkingen gezien. Ciclosporine dient minimaal 8 weken gegeven te worden, indien er na 8 weken geen verbetering te zien is dient de behandeling gestopt te worden. Als de ciclosporines een positief effect hebben dan kan er besloten worden om de dosering af te bouwen naar om de dag en in de toekomst eventueel naar om de twee dagen. Antihistaminica (zoals cetirizine) werken maar bij een zeer beperkt deel van de atopische dieren. Als het dier er goed op reageert, kan het zonder bezwaar voor langere tijd gebruikt worden.

Deze medicijnen worden soms als hoofdbehandeling gegeven bij atopie, of tijdelijk naast de desensibilisatie. Als ze als hoofdbehandeling worden gegeven, geldt dat ze levenslang gegeven moeten worden. Wel kan geprobeerd worden, om de behandeling af te bouwen naar een onderhoudsdosering. Evenals de desensibilisatie wordt deze behandeling vaak gecombineerd met behandelingen die gericht zijn op het verbeteren van de huidbarrière. Hierdoor kan de onderhoudsdosis die nodig is om de klachten te onderdrukken, vaak lager worden.

Om de huidbarrière te ondersteunen, kan gebruik gemaakt worden van verschillende middelen:

  • Vocht inbrengende shampoos en lotions
  • Voedersupplementen met omega3/omega6 vetzuren
  • Voeders met een verhoogd gehalte aan omega3/omega6 vetzuren
  • Spot-on met omega3/omega6 vetzuren

Behandeling van de microbiële huidontsteking

Microbiële huidontsteking, d.w.z. ontsteking t.g.v. gisten of bacteriën, moet altijd worden bestreden omdat het een belangrijke factor is in de vicieuze cirkel van huidproblemen waarin een atopisch dier terecht kan komen. Door middel van microscopisch onderzoek van huidmateriaal kan uw dierenarts vaststellen of er sprake is van een bacteriële- of gistinfectie of een combinatie van beide. Een oppervlakkige bacteriële ontsteking kan meestal behandeld worden met behulp van een milde antibacteriële shampoo. Is de ontsteking heftiger, dan moeten er antibiotica gebruikt worden. Hierbij is het belangrijk de antibiotica voldoende lang, dat wil zeggen, minstens drie weken te geven. In geval van een heftige ontsteking met veel korstvorming kan aanvullend een antibacteriële shampoo gebruikt worden. Een gistontsteking wordt meestal behandeld met een speciale shampoo. Alleen in zeer heftige gevallen is dit niet voldoende en moeten er medicijnen in tabletvorm (ketoconazol) gegeven worden.

Zowel bacteriële- als gistontsteking van de huid heeft de neiging steeds weer terug te keren, vooral als de allergie nog niet helemaal onder controle is. Om dit te voorkómen is het aan te raden het dier regelmatig met een speciale shampoo tegen bacteriën of gisten te blijven wassen.

Atopie is goed te behandelen, ieder dier met atopie heeft een aangepast behandelplan nodig.

Heeft u vragen naar aanleiding van bovenstaande informatie? Neem dan contact met ons op.

Huidverzorging

Huidverzorging

Bij mensen speelt huidverzorging een belangrijke rol bij de behandeling van atopisch eczeem.
Ook bij dieren blijkt dat een gestoorde huidbarrière een zeer belangrijke factor is bij het ontstaan van huidklachten.
Maar een dier is geen mens: hij heeft veel meer haar, wat het toepassen van crèmes en zalven veel lastiger maakt.

Het is bovendien ook veel moeilijker een dier te leren dat hij de zalf (of het verband dat daar omheen zit) moet laten zitten!
Mogelijkheden om bij dieren de huidfunctie te ondersteunen:

  • Houd de vacht kort en luchtig: laat de vacht kort houden door een ervaren trimmer en borstel regelmatig met een zachte borstel die de huid niet irriteert,
  • Als het nodig is om het dier regelmatig te wassen gebruik dan altijd een milde, vocht inbrengende shampoo
  • Een droge huid kan worden behandeld met een vocht inbrengende lotion,
  • Voor herstel van de huidbarrière: een middel dat de natuurlijke huidvetten aanvult,
  • Huidplooien die gemakkelijk ontstoken raken kunt u reinigen met wipes,
  • Allergische dieren zijn gevoelig voor oorontsteking, gebruik regelmatig een oorcleaner om het oor te helpen zichzelf te reinigen.

Zwemmen

Veel honden vinden het heerlijk om te zwemmen en in het water te spelen. Helaas kan dat bij een allergische huid de problemen erger maken. Een vochtige huid vormt namelijk een minder goede barrière tegen het binnendringen van gisten en bacteriën, en een allergische huid is er toch al niet zo goed in om die buiten te houden. Zeker bij honden met een wat langere vacht ontstaat er na het zwemmen een vochtig microklimaat bij de huid door de natte vacht. Bacteriën en gisten houden van vocht en warmte en gaan daardoor sneller en beter groeien. Hierdoor en door de verzwakte barrière ze kunnen makkelijker de huid binnendringen.

Het gevolg:

Een microbiële huidontsteking. De huid wordt rood, gaat meer jeuken en er ontstaan pukkeltjes en korstjes. Allergische honden zouden misschien beter helemaal niet kunnen zwemmen, maar voor sommige honden is dat onmogelijk: zwemmen is hun lust en leven. Dat wilt u als eigenaar uw hond niet afnemen.
Ook is het juist voor allergische honden belangrijk om veel afleiding te krijgen zodat ze de jeuk even kunnen vergeten. Met deze tips kunt u uw allergische hond (met mate) tóch laten zwemmen:

Woont u dicht bij zee?

Voor zeewater gelden bovengenoemde bezwaren niet; het zeewater werkt desinfecterend. Zwemmen in zee is juist gunstig bij huidproblemen. Dus ook een allergische hond mag iedere dag in zee zwemmen.

Zwemt uw hond regelmatig in zoet water?

Probeer het dan te beperken tot tweemaal per week en was hem na het zwemmen met een milde antibacteriële shampoo.

Zorg dat de vacht niet langdurig vochtig blijft.

Droog uw hond af na het zwemmen met een handdoek. Niet met een haardroger, dat irriteert de huid juist. Honden met een lange/dichte vacht kunnen het beste kort geknipt/geschoren worden.

Wassen

Het is toch helemaal niet goed voor een dier om hem te wassen? Inderdaad, een dier met een gezonde huid en vacht hoeft niet gewassen te worden. Maar een dier met een huidziekte kan juist veel baat hebben bij een goede shampoo.

De voordelen zijn duidelijk;

Wassen richt zich direct en uitsluitend op de huid, er zijn nauwelijks bijwerkingen en het is goedkoop.

Er zijn ook nadelen:

Voor een optimaal resultaat moet de wasbeurt op de juiste wijze wordt uitgevoerd. Dat is niet alleen arbeidsintensief, het vereist natuurlijk ook wat medewerking van het dier. En bij het kiezen van een foute shampoo kan het probleem zelfs erger worden. Een shampoo alleen is meestal niet voldoende om een huidprobleem op te lossen. Shampoos zijn ideaal om een andere behandeling te ondersteunen, waardoor de huid veel sneller geneest. Ook kan shampoo preventief gebruikt worden, dus om te voorkómen dat de problemen weer terugkomen.

In principe moet een medicinale shampoo altijd voorafgegaan worden door een reinigende shampoo. Het verwijderen van vuil, schilfers e.d. is nodig om de werkzaamheid van de medicinale stof optimaal tot zijn recht te laten komen en brengt daarnaast extra vocht in de huid. Veel shampoos hebben zowel een reinigende als medicinale werking.

Hiermee moet het dier twee keer gewassen worden:
de eerste keer om vuil te verwijderen, de tweede keer moet de shampoo wat langer intrekken, zodat de medicinale stof zijn werking kan uitoefenen en door de huid kan worden opgenomen. De tijd die de werkzame stof krijgt om in te trekken, de contacttijd, is van groot belang; deze varieert van 5 tot 15 minuten, afhankelijk van de eigenschappen van de stof en de conditie van de huid. Voor een optimaal effect is het belangrijk dat de shampoo niet te vaak maar ook niet te weinig wordt toegepast.

Het beste kunt u de richtlijnen van uw dierenarts of dermatoloog aanhouden. Een shampoo heeft dus twee belangrijke werkingen. In de eerste plaats is dit reiniging van huid en vacht, d.w.z. verwijdering van vuil, schilfers, korsten, parasieten enzovoorts.

Ten tweede kan een shampoo medicinale stoffen op de huid aanbrengen. Hierdoor kan een shampoo vocht in de huid brengen, bacteriën of gisten doden, jeuk onderdrukken en de huidbarrière verbeteren.

Shampoos voor dieren verschillen in een aantal opzichten van shampoos voor mensen. In de eerste plaats is de pH (zuurgraad) aangepast aan de huid van het dier; de pH van de hondenhuid is veel hoger (gemiddeld 7,4) dan de pH van de mensenhuid (pH 5,5). Verder hebben hondenshampoos vaak een sterker reinigend vermogen en tenslotte moet de shampoo zeer goed uitspoelbaar zijn, omdat resten opgelikt kunnen worden door het dier. Het is daarom belangrijk dieren altijd met een speciale dierenshampoo te wassen en niet met een shampoo die bedoeld is voor mensen.

De werking van een shampoo stopt op het moment dat het product uit de vacht wordt gespoeld. Lotions of conditioners die op de huid worden aangebracht en niet worden uitgespoeld, kunnen een laagje van actieve ingrediënten achterlaten.

De laatste jaren worden er steeds meer lotions voor dieren ontwikkeld, die in de vorm van een spray worden aangebracht of na het wassen aan het laatste spoelwater kunnen worden toegevoegd. Lotions worden meestal toegepast als aanvulling op een shampoo therapie; ook hier geldt dat de actieve stof het beste werkt als het vuil e.d. eerst is verwijderd door een shampoo met een milde reinigende werking of een passende medicinale shampoo. Lotions kunnen, in sommige gevallen, ook als enige behandeling worden toegepast.

Schilfering

Schilfering is geen diagnose, maar een symptoom. Bij het overgrote deel van de honden is de schilfering het gevolg van bv: allergie, parasieten, microbiële huidontsteking, hormonale aandoeningen of leishmaniasis. Wanneer de achterliggende aandoening wordt opgespoord en behandeld, verdwijnt ook de schilfering.

Daarom is bij schilfering het belangrijkste advies: zoek en behandel de oorzaak. Tijdens dit proces kan een shampoobehandeling een goede aanvulling zijn. De ene schilfering is de andere niet.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen droge schilfering, vettige schilfering en schilfering in combinatie met een microbiële ontsteking van de huid. Ieder type schilfering heeft een aparte behandeling nodig.
Wanneer microbiële huidontsteking het belangrijkste probleem is, moet er bepaald worden welke micro-organismen het probleem veroorzaken:

Bacteriën of gisten

Dit kan de dierenarts of dermatoloog vaststellen door microscopisch onderzoek van een afdrukje van de huid. Gaat het voornamelijk om bacteriën, dan is het ook van belang hoe diep de ontsteking gaat. Op basis van deze informatie kan de meest geschikte behandeling worden gekozen. Bij een allergie zal een shampoo behandeling zelden of nooit afdoende zijn om de klachten onder controle te krijgen of te houden.

Vrijwel altijd is de shampoo en/of lotion een aanvulling op een andere behandeling. Echter, een goed gebruik van shampoo en/of lotion kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verminderen van de hoeveelheid medicijnen die het dier nodig heeft.

Heeft u vragen naar aanleiding van bovenstaande informatie? Neem dan contact met ons op.

Vlooienallergie

Vlooienallergie

Bij een vlooienbeet injecteert de vlo zijn speeksel in de huid van het dier.
Vlooienspeeksel bevat irriterende stoffen, zodat er altijd een kleine ontsteking met wat jeuk ontstaat als reactie op de vlooienbeet. Maar bij een dier dat vlooienallergie heeft, werken de eiwitten in het speeksel als allergeen.

Het afweersysteem reageert dan op een enkele vlooienbeet met een heftige, uitgebreide ontstekingsreactie. Zo’n dier heeft dus al aan één enkele vlooienbeet genoeg om ernstige huidproblemen en heftige jeuk te krijgen. Ieder dier kan vlooienallergie krijgen als hij regelmatig met vlooien in contact komt. Is het dier eenmaal allergisch geworden voor vlooien, dan zal iedere beet van een vlo een heftige reactie tot gevolg hebben.
Het is daarom van groot belang om huisdieren van jongs af aan vlovrij te houden.

Vlooienallergie is (in Nederland) vaak seizoensgebonden: de ergste klachten worden in de late zomer en vroege herfst gezien. Maar in ernstige gevallen verdwijnen de problemen niet meer in de winter. Dieren met vlooienallergie hebben veel jeuk. De huidklachten kunnen variëren van hot spots (= plekken waar het dier vrij plotseling zijn huid stuk bijt/likt) tot grote kale plekken met schilfers of een ‘olifantenhuid’. In het begin zitten de klachten vooral op het achterste deel van het lichaam, maar bij heftige allergie kunnen de problemen zich ook uitbreiden naar de kop en de poten.

Het verloop van de klachten geeft vaak de belangrijkste aanwijzingen dat het een vlooienallergie betreft: bijvoorbeeld als de klachten vooral in zomer/herfst voorkomen, en als contactdieren ook soortgelijke problemen hebben. Lang niet altijd worden vlooien in de vacht gevonden. Eén enkele vlooienbeet is immers genoeg om ernstige klachten te krijgen! Bij een vermoeden van vlooienallergie kan een (redelijk betrouwbare) huidtest uitgevoerd worden, maar een goed effect van een intensieve vlooienbestrijding is het beste bewijs.

Als de klachten na enkele maanden verdwijnen, is het bijna zeker dat het om vlooienallergie gaat. Een geïntegreerde vlooienbestrijding van alle dieren in huis en van het huis zelf, is de enige manier om vlooienallergie te behandelen. Het kan wel 2-3 maanden duren voordat de resultaten hiervan zichtbaar worden. Daarom is het vaak nodig om in deze beginperiode de jeuk en de ontstekingsreactie te onderdrukken met corticosteroïden. Hotspots kunnen worden behandeld door scheren en reinigen van de plek, en daarna een zalf/crème/spray met corticosteroïden toe te passen op de huid.

Immunotherapie (desensibilisatie) met vlooienallergeen is geen optie: deze behandeling werkt bij vlooienallergie niet. Vlooienbestrijding is van belang voor ieder dier dat vlooien op kan lopen, d.w.z. iedere hond die wel eens uitgelaten wordt waar andere honden komen. Maar ook katten die alleen binnenshuis leven kunnen vlooien oplopen doordat hun eigenaar buiten komt. Behalve dat de vlooien zelf irritatie veroorzaken, kunnen vlooien lintwormen overbrengen en in ernstige gevallen bloedarmoede veroorzaken. Wormbestrijding is daarom altijd noodzakelijk als uw dier vlooien heeft. Reden genoeg om een dier vlovrij te houden.

De manier waarop dat het beste kan hangt af van de situatie, bijvoorbeeld hoeveel dieren er in huis zijn, of de hond vaak gewassen wordt, of de hond veel zwemt, of het dier een vlooienallergie heeft of alleen last heeft van een vlooienbesmetting, etc. Er zijn verschillende soorten vlooienbestrijdingsmiddelen. Een belangrijk onderscheid is of het middel de volwassen vlo aanpakt of juist de voorstadia. Adulticiden zijn stoffen die de volwassen vlo doden. Deze stoffen zijn actief tegen de volwassen vlo, maar dit is slechts een deel van de vlooienpopulatie.

Insecten groei regulatoren (IGR) verstoren de ontwikkeling van de eitjes en de larven, die samen verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de vlooienpopulatie. Ze zijn voor zoogdieren heel weinig giftig omdat ze werken op stofwisselingsprocessen die zoogdieren helemaal niet hebben. IGR alleen zijn echter meestal niet voldoende om vlooienbesmetting te voorkómen omdat honden/katten buiten weer nieuwe volwassen vlooien kunnen oplopen. IGR worden daarom meestal gecombineerd met een adulticide middel.

Hieronder vindt u enkele voorbeelden van Adulticiden.

Adulticiden: Doden de volwassen vlo
Werkt alleen tegen volwassen vlooien, gedurende 4 weken. Het knock-down-effect (= de snelheid waarmee de vlo doodgaat) is niet zo groot, waardoor sommige vlooien de hond nog kunnen bijten voordat ze dood gaan.
Wordt niet door de huid in het lichaam opgenomen maar verspreidt zich door de bovenste laag van de huid.

Imidacloprid: Werkt voornamelijk tegen de volwassen vlooien, maar heeft een bijkomende werking tegen de vlooien-larven in de omgeving. Imidacloprid werkt door een direct contact van de parasiet met de huid van het behandelde dier. Op de hond/kat aanwezige vlooien worden gedood binnen 24uur na de toediening. Een éénmalige behandeling beschermt tegen een verdere vlooienbesmetting gedurende 4 weken.

Selamectine: Werkt zowel tegen volwassen vlooien als tegen eitjes en larven, doordat het in de ontlasting van de vlo terecht komt (die door de larve wordt gegeten). Selamectine wordt via de huid opgenomen in het lichaam, en dan weer uitgescheiden via de talgklieren, het werkt dus van binnenuit. Op de hond/kat aanwezige parasieten (vlooien, mijten, luizen en bepaalde wormsoorten) worden binnen 24-48 uur gedood. Een éénmalige behandeling biedt gedurende 4 weken bescherming.

Spinosad: Werkt alleen tegen volwassen vlooien. Wordt via de bek ingegeven en werkt dus van binnenuit (kan dus niet van de huid worden gewassen). Het doden van de op de hond/kat aanwezige vlooien start binnen enkele minuten, 100% vlooienbestrijding vindt plaats binnen 4 uur. Een eenmalige orale toediening biedt gedurende 4 weken bescherming.

Hieronder vindt u enkele voorbeelden van IGR:

Lufenuron: Wordt eens per 4 weken via een tablet aan de hond/kat gegeven, en werkt dus van binnenuit. Als de vlo een bloedmaaltijd van de hond/kat neemt, worden de eitjes steriel. Bovendien bevat de ontlasting van deze vlo de stof, waardoor larven, die deze ontlasting eten, doodgaan.

Methopreen en Pyriproxifen: Worden in de omgeving aangebracht of op de hond. Eitjes en larven gaan dood bij contact. Gebruik na 4 weken herhalen.

Houd bij het kiezen van het juiste vlooienbestrijdingsmiddel rekening met het volgende:

  • Heeft uw dier vlooienallergie?
  • Ziet u vlooien bij uw dier?
  • Speciaal voor allergische honden: Heeft uw hond veel huidproblemen (schilfering, jeuk, huidinfecties), of moet u uw hond vaak wassen? Kies dan zoveel mogelijk voor middelen die van binnenuit werken.
  • Dit laatste geldt ook voor honden die vaak zwemmen.

Bij vlooienallergie, een zware vlooienbesmetting, of bij last van vlooien terwijl er veel dieren in huis zijn, kunt u het beste kiezen voor een totaalaanpak, waarbij alle stadia van de vlo tegelijkertijd worden bestreden.

Denk hierbij aan het volgende:

  • Gebruik de middelen regelmatig en met het kortst mogelijke interval (meestal 4 weken)
  • Laat u bij een dierenkliniek informeren over de vlooienmiddelen.
  • Behandel alle dieren in huis.
  • Blijf behandelen, ook als u geen vlooien (meer) ziet en/of in de winter.
  • Behandel ook de omgeving met een omgevingsspray die niet alleen volwassen vlooien, maar ook de larven (en eitjes) doodt.
  • Behandel niet alleen het huis maar ook andere plaatsen waar de hond regelmatig komt zoals bijvoorbeeld de auto.
  • Reinig dagelijks de plaatsen waar de hond ligt of vaak komt en de omgeving daarvan. 

   Heeft u vragen naar aanleiding van bovenstaande informatie? Neem dan contact met ons op.

Voedselovergevoeligheid hond

     Voedselovergevoeligheid bij de hond

Voedselovergevoeligheid is een combinatieterm voor voedselallergie en voedselintolerantie.

Voedselallergie houdt in dat uw hond allergisch is voor bepaalde allergenen die hij via zijn voeding opneemt (immunologische reactie). Bij voedselintolerantie speelt het immuunsysteem geen rol bij de reactie op voedsel, maar is het ontbreken van een bepaald enzym dat nodig is om een specifiek voedingsmiddel volledig te verteren.

Voedingsallergenen

Elke voedingsstof vormt een mogelijk allergeen, maar in de praktijk zijn de meest voorkomende allergenen rundvlees, zuivelproducten en tarwe.
Maar ook kip, ei, lam, soja en varkensvlees komen veel voor. In uitzonderlijke gevallen kunnen ook graan en voedingsadditieven een probleem vormen.

Bij een voedselallergie kunnen honden klachten gaan vertonen na langdurige blootstelling aan een bepaald merk of soort voer, terwijl klachten van voedselintolerantie al kunnen verschijnen na een enkele blootstelling aan een voedselingrediënt. Een voedselovergevoeligheid kenmerkt zich door een niet seizoensgebonden jeukende huid en/of huidontsteking , maag-darmklachten en kan op elke leeftijd en bij elk ras optreden. De klinische symptomen kunnen variëren; jeuk, zelf geïnduceerde kaalheid, schilfering van de huid, huidontsteking, oorontsteking, ontsteking van de voetzolen, braken, diarree komen voor. De diagnose voedselintolerantie kunnen we stellen met behulp van een eliminatiedieet.

Voordat we aan een eliminatiedieet kunnen beginnen is het echter wel van belang dat bacteriële huidinfecties en parasieten bij uw hond verholpen zijn. Een eliminatiedieet bestaat uit een voor uw hond onbekende eiwitbron en koolhydraatbron. Bij een eliminatiedieet mag er gedurende minimaal 6 weken niets anders gegeven worden dan alleen het voorgeschreven eliminatiedieet. Dus ook geen koekjes, snoepjes, brood en dergelijke.

Houd uw hond tijdens het eliminatiedieet aan de lijn zodat u kunt voorkomen dat hij/zij dingen van straat eet. Houdt u ook rekening met het geven van eventuele medicatie, ook deze mag NIET met bijvoorbeeld boter, kaas of een stukje vlees gegeven worden. Medicatie dient in dit geval samen met een zachte variant van het eliminatiedieet gegeven te worden.

Wat het eliminatiedieet betreft zijn er meerdere opties:

1. Zelfbereid eliminatiedieet:
10-15gr/kg/dag van een koolhydraatbron zoals:
witte rijst of aardappel.
10-15gr/kg/dag van een, voor uw hond,
vreemde eiwitbron zoals: struisvogel, geit, hert, paard of konijn.
U kookt de eiwitbron samen met de koolhydraatbron gaar, eventueel kunt u een week vooruit koken en de maaltijden invriezen.

2. Aangezien het lastig kan zijn om bepaalde ‘vreemde’ eiwitbronnen te vinden heeft Hill’s Canine z/d ontwikkeld.
Dit is een reeds voorverpakte en gekookte eiwitbron zoals: konijn, hert, paard en kwartel. Hiernaast dient u 10-15gr/kg/dag van een gekookte koolhydraatbron te geven zoals: witte rijst of aardappel.

3. Kant-en-klaar dieet (Hill’s Canine z/d):
Dat is een dieet(brok en/of blik) op basis van gehydroliseerde eiwitten.
Hierbij is het moleculegewicht sterk verlaagd, waardoor het lichaam deze niet meer herkend als eiwit.

Let op dat u gedurende de eliminatiedieet periode een keuze maakt uit een enkele eiwitbron en een enkele koolhydraatbron, mochten de symptomen bij uw huisdier namelijk niet verdwijnen dan kunnen we overstappen naar een andere combinatie. De kant-en-klare diëten bieden helaas geen 100% garantie, sommige dieren zijn zo gevoelig voor eiwitten dat ze zelf nog reageren op gehydroliseerde eiwitten. In deze gevallen zal er toch zelf een eliminatiedieet bereid moeten worden. Mocht uw hond niet goed reageren op zowel het kant-en-klare dieet als op verschillende combinaties van het zelfbereid eliminatiedieet dan is er nog de mogelijkheid om over te stappen op een dieet met alleen maar plantaardige eiwitten. Wanneer uw hond positief heeft gereageerd op het eliminatiedieet is het tijd om te gaan provoceren.

Officieel houdt dit in dat er voedingsmiddelen gegeven gaan worden die het dier eerder aangeboden heeft gekregen, dit wordt per voedingsmiddel gedurende enkele dagen gedaan. Na het geven van een voor uw hond bekend voedingsmiddel dient u goed in de gaten te houden of er klachten terugkomen. Op deze manier kunnen we ontdekken welke allergenen verantwoordelijk zijn voor klachten bij uw hond. Mochten er klachten ontstaan naar aanleiding van zo’n provocatie is het aan te raden om weer terug te keren naar het eliminatiedieet, zodra uw hond dan weer klachten vrij is kunt u opnieuw een provocatie uitvoeren met een ander voedingsmiddel. In sommige gevallen is deze manier (het op zoek gaan naar voeding die NIET geschikt is voor uw hond) van provoceren niet wenselijk en kunnen we het ook op een andere manier doen. We starten altijd eerst met het uitvoeren van provocaties op de complete voeding, hiervoor kunt u gebruik maken van kant-en-klare voeding met een enkele eiwitbron (Hill’s D/D) Op deze manier gaan we met, over het algemeen, vreemde eiwitbronnen provoceren en dus opzoek naar welke complete voeding WEL geschikt is voor uw hond met voedselovergevoeligheid.

Nadat u een complete voeding heeft gevonden voor uw hond, kunt u uw hond weer snacks gaan aanbieden op de manier die eerder hierboven is beschreven, snack voor snack gedurende enkele dagen achtereen volgend. Op deze manier creëert u een voedingsboekje voor uw hond waarin staat wat uw hond wel of niet kan eten in verband met zijn/haar voedingsovergevoeligheid.

Klik hier voor de video informatie: Eliminatiedieet
Klik hier voor de video informatie: Onderhoudsdieet

Heeft u vragen naar aanleiding van bovenstaande informatie? Neem dan contact met ons op.

Voedselovergevoeligheid kat

Voedselovergevoeligheid bij de kat

Voedselovergevoeligheid is een combinatieterm voor voedselallergie en voedselintolerantie.

Voedselallergie houdt in dat uw hond allergisch is voor bepaalde allergenen die hij via zijn voeding opneemt (immunologische reactie). Bij voedselintolerantie speelt het immuunsysteem geen rol bij de reactie op voedsel, maar is het ontbreken van een bepaald enzym dat nodig is om een specifiek voedingsmiddel volledig te verteren de

Voedingsallergenen

Elke voedingsstof vormt een mogelijk allergeen, maar in de praktijk zijn de meest voorkomende allergenen rundvlees, zuivelproducten en vis. Maar ook lam, kip en pluimvee komen voor.

In uitzonderlijke gevallen kunnen ook voedingsadditieven een probleem vormen. Bij een voedselallergie kunnen katten klachten gaan vertonen na langdurige blootstelling aan een bepaald merk of soort voer, terwijl klachten van voedselintolerantie al kunnen verschijnen na een enkele blootstelling aan een voedselingrediënt. Een voedselovergevoeligheid kenmerkt zich door een niet seizoensgebonden jeukende huid en/of huidontsteking of maag-darmklachten en kan op elke leeftijd en bij elk ras optreden. De klinische symptomen kunnen variëren; jeuk, zelf geïnduceerde kaalheid, schilfering van de huid, huidontsteking, oorontsteking, ontsteking van de voetzolen, braken en diarree komen voor.

De diagnose voedselovergevoeligheid kunnen we stellen met behulp van een eliminatiedieet. Voordat we aan een eliminatiedieet kunnen beginnen is het echter wel van belang dat bacteriële huidinfecties en parasieten bij uw kat verholpen zijn. Een eliminatiedieet bestaat uit een voor uw kat onbekende eiwitbron en koolhydraatbron. Bij een eliminatiedieet mag er gedurende minimaal 6 weken niets anders gegeven worden dan alleen het voorgeschreven eliminatiedieet. Dus ook geen koekjes, snoepjes, brood en dergelijke.
Houd uw kat tijdens het eliminatiedieet binnenshuis zodat u kunt voorkomen dat hij/zij dingen van straat of bij de buren eet.

Houdt u ook rekening met het geven van eventuele medicatie, ook deze mag NIET met bijvoorbeeld boter, kaas of een stukje vlees gegeven worden. Medicatie dient in dit geval samen met een zachte variant van het eliminatiedieet gegeven te worden. Wat het eliminatiedieet betreft zijn er meerdere opties:

1. Zelfbereid eliminatiedieet: 10-15gr/kg/dag van een koolhydraatbron zoals: witte rijst of aardappel. 10-15gr/kg/dag van een, voor uw kat, vreemde eiwitbron zoals: struisvogel, geit, hert, paard of konijn.
U kookt de eiwitbron samen met de koolhydraatbron gaar, eventueel kunt u een week vooruit koken en de maaltijden invriezen.

2. Aangezien het lastig kan zijn om bepaalde ‘vreemde’ eiwitbronnen te vinden zijn meerdere speciale dieetvoedingen ontwikkeld. Dit zijn een reeds voorverpakte en gekookte eiwitbron zoals: konijn, hert, paard en kwartel. Hiernaast dient u 10-15gr/kg/dag van een gekookte koolhydraatbron te geven zoals: witte rijst of aardappel.

3. Kant-en-klaar dieet (Hill’s Feline z/d): Dat is een dieet(brok en/of blik) op basis van gehydroliseerde eiwitten. Hierbij is het moleculegewicht sterk verlaagd, waardoor het lichaam deze niet meer herkent als eiwit. Let op dat u gedurende de zelfbereid eliminatiedieet periode een keuze maakt uit een enkele eiwitbron en een enkele koolhydraatbron, mochten de symptomen bij uw huisdier namelijk niet verdwijnen dan kunnen we overstappen naar een andere combinatie.

De kant-en-klare diëten bieden helaas geen 100% garantie, sommige dieren zijn zo gevoelig voor eiwitten dat ze zelfs nog reageren op gehydroliseerde eiwitten.
In deze gevallen zal er toch zelf een eliminatiedieet bereid moeten worden.

Wanneer uw kat positief heeft gereageerd op het eliminatiedieet is het tijd om te gaan provoceren. Officieel houdt dit in dat er voedingsmiddelen gegeven gaan worden die het dier eerder aangeboden heeft gekregen, dit wordt per voedingsmiddel gedurende enkele dagen gedaan. Na het geven van een voor uw kat bekend voedingsmiddel dient u goed in de gaten te houden of er klachten terugkomen. Op deze manier kunnen we ontdekken welke allergenen verantwoordelijk zijn voor klachten bij uw kat.

Mochten er klachten ontstaan naar aanleiding van zo’n provocatie is het aan te raden om weer terug te keren naar het eliminatiedieet, zodra uw kat dan weer klachten vrij is kunt u opnieuw een provocatie uitvoeren met een ander voedingsmiddel. In sommige gevallen is deze manier (het op zoek gaan naar voeding die NIET geschikt is voor uw kat) van provoceren niet wenselijk en kunnen we het ook op een andere manier doen. We starten altijd eerst met het uitvoeren van provocaties op de complete voeding, hiervoor kunt u gebruik maken van kant-en-klare voeding met een enkele eiwitbron (Hill’s D/D) Op deze manier gaan we met over het algemeen vreemde eiwitbronnen provoceren en dus opzoek naar welke complete voeding WEL geschikt is voor uw kat met voedselovergevoeligheid.

Nadat uw een complete voeding heeft gevonden voor uw kat, kunt u uw kat weer snacks gaan aanbieden op de manier die eerder hierboven is beschreven, snack voor snack gedurende enkele dagen achtereen volgend. Op deze manier creëert u een voedingsboekje voor uw kat waarin staat wat uw kat wel of niet kan eten in verband met zijn/haar voedselovergevoeligheid.

Heeft u vragen naar aanleiding van bovenstaande informatie? Neem dan contact met ons op.

Terug naar Informatie